Geen sprake van advisering door een tussenpersoon, 3 Maart 2020

Vorderingen van de afnemer op gebied van algemene zorgplicht en advisering door een tussenpersoon zijn afgewezen. Procedure is afgewikkeld conform het Hofmodel.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 3 maart 2020

Zaaknummer: 200.196.796/01

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een uitgebreid arrest het grootste deel van de vorderingen van de afnemer afgewezen. In eerste aanleg was de door Dexia gevraagde verklaring voor recht dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan, afgewegen. In hoger beroep komt dit Hof tot een andere conclusie en wordt de verklaring voor recht toegewezen, mede omdat een dergelijk verzoek geen misbruik van bevoegdheid oplevert. Daarbij gaat het Hof voorbij aan de stellingen van de afnemer en Leaseproces dat er vorderingen zouden bestaan in verband met de aankoop van de aandelen, het toepassen van onjuiste afrekenkoersen of beleggingstechnische gebreken. Met name gaat het Hof in op de stellingen van de afnemer dat hij bij het aangaan van de overeenkomst met Dexia door de tussenpersoon een beleggingsadvies zou hebben ontvangen. Het is aan de afnemer om op dit punt zijn stellingen voldoende te onderbouwen en dat heeft hij volgens het Hof niet gedaan. De afnemer heeft wel een prognose en handgeschreven aantekeningen van het gesprek met de tussenpersoon overgelegd maar daaruit blijkt volgens het Hof niet dat er sprake zou zijn van een beleggingsadvies. Een prognose is enkel een algemeen rekenvoorbeeld met standaardbedragen. Het Hof oordeelt dat onvoldoende bewezen is dat aan de hand van de inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van de afnemer een advies door de tussenpersoon is gegeven dat uiteindelijk heeft geresulteerd in het afsluiten van de betreffende effectenleaseovereenkomst. Het feit dat onderaan het aanvraagformulier wordt verwezen naar de term 'adviseur' (en de naam van de tussenpersoon ook op het formulier staat), is evenmin voldoende om de stellingen van de afnemer te onderbouwen.

Het Hof wikkelt deze zaak vervolgens conform het zogenaamde Hofmodel af en komt daarin tot de conclusie dat geen sprake is van een onaanvaardbaar zware last.

De uitspraak kunt u hier lezen: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2020:1865