Geen sprake van advisering of van het doorgeven van een order door tussenpersonen
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 30 maart 2021 in vier arresten bepaald dat er geen sprake is geweest van advisering door de betreffende tussenpersoon en dat de tussenpersoon ook niet onbevoegd een order heeft doorgegeven. Volgens het Hof is er dan ook geen grond voor een aanvullende schadevergoeding en hebben de afnemers uitsluitend recht op een schadevergoeding conform het Hofmodel.
Zaaknummers: ECLI:NL:GHARL:2021:3012
ECLI:NL:GHARL:2021:3013
ECLI:NL:GHARL:2021:3014
ECLI:NL:GHARL:2021:3015
Advisering
De afnemers in deze procedures stelden zich op het standpunt dat de tussenpersoon hen de effectenlease-overeenkomsten zou hebben geadviseerd, wat de tussenpersoon in verband met het ontbreken van een vergunning hiervoor niet had mogen doen. Dexia wist, aldus de afnemers, dat de tussenpersoon niet over deze vergunning beschikte en had daarom de afnemers nooit als klant mogen aanvaarden. Door dit wel te doen, zou Dexia in strijd met een wettelijk verbod hebben gehandeld, als gevolg waarvan Dexia alle schade onder de effectenlease-overeenkomsten aan de afnemers dient te vergoeden.
De afnemers dienden te bewijzen dat de tussenpersoon zou hebben geadviseerd. Zij hebben hiertoe de volgende feiten gesteld:
- De afnemers zijn (ongevraagd en/of telefonisch) door de tussenpersoon benaderd;
- Na het eerste contact is een medewerker van de tussenpersoon bij de afnemers thuis geweest;
- De tussenpersoon heeft de afnemers gewezen op een product van Dexia, uit eigen beweging of naar aanleiding van een verhaal over de financiële situatie/wensen van afnemers;
- Naar aanleiding van dit gesprek is de effectenlease-overeenkomst tot stand gekomen.
Dexia heeft verweer gevoerd.
Het Hof komt in al deze zaken tot de conclusie dat deze feiten – indien juist – überhaupt niet tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is geweest van verboden advisering. De tussenpersoon heeft weliswaar mogelijk meer gedaan dan het enkel informeren over een effectenlease-overeenkomst, maar daar staat tegenover dat de tussenpersoon niet – in algemene zin of met het oog op de effectenlease-overeenkomst – heeft geïnformeerd naar de wensen en mogelijkheden van de afnemers in financieel opzicht. Evenmin is door de tussenpersoon aan de hand van individuele gegevens van afnemers een (schriftelijk) financieel plan opgesteld: algemene informatie op de website van de tussenpersoon vindt het Hof hiertoe onvoldoende. Onder deze omstandigheden is, aldus het Hof, minder snel sprake van een op de afnemer toegesneden beleggingsadvies. Nu de tussenpersoon enkel de betreffende effectenlease-overeenkomst aanprees, had de afnemer in kwestie moeten twijfelen aan de geschiktheid van het product en zelf onderzoek moeten doen.
Het Hof komt dan ook in alle vier de zaken tot het oordeel dat geen sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon.
Orderremisier
De afnemers hebben verder gesteld dat Dexia onrechtmatig gehandeld zou hebben door een effectenorder van de tussenpersoon te aanvaarden. Ook hiervoor beschikte de tussenpersoon niet over de benodigde vergunning, zodat Dexia door het aannemen van deze order in strijd met een wettelijk verbod zou hebben gehandeld en op grond van deze onrechtmatige gedraging alle schade aan de afnemer zou moeten vergoeden.
Het Hof oordeelt echter dat niet gebleken is dat de tussenpersoon een effectenorder heeft geplaatst. Het enkel doorsturen van het aanvraagformulier van de overeenkomst, in combinatie met de verwijzing naar een intern document van Dexia en andere algemene informatie, kan niet als een ‘uitvoerbare order’ in de zin van de destijds geldende financiële wet- en regelgeving worden aangemerkt. Het was Dexia dat, na ontvangst van het aanvraagformulier, de leiding had bij de totstandkoming van de overeenkomst en de inhoud daarvan bepaalde door het soort aandelen, de per aandeelsoort in te kopen hoeveelheden en het aankoopbedrag in te vullen, alsook de voorwaarden voor de te verstrekken lening, waaronder de te vergoeden rente, te vermelden. De tussenpersoon had slechts een ondersteunende functie, zodat van het doorgeven van een order geen sprake is geweest.
Het Hof komt dan ook in alle vier de zaken tot het oordeel dat geen sprake is geweest van het door de tussenpersoon doorgeven van een order. Alle procedures zijn door het Hof afgewikkeld overeenkomstig het Hofmodel, zoals door Dexia in eerste aanleg verzocht, de rol die de tussenpersonen hadden gespeeld was niet in strijd met artikel 41 NR 1999.
Proceskostenveroordeling
Iedere individuele afnemer werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 3.000,- aan proceskosten.